Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AD5987

Datum uitspraak2001-08-29
Datum gepubliceerd2001-11-22
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 00/00456
Statusgepubliceerd


Uitspraak

WAHV 00/00456 29 augustus 2001 CJIB 32915337 Gerechtshof te Leeuwarden Arrest op het hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter te Eindhoven van 14 november 2000 betreffende [naam betrokkene](hierna te noemen: betrokkene), zetelend te [woonplaats en land]. 1. De beslissing van de kantonrechter De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement 's-Hertogenbosch niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. 2. Het procesverloop De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend. De betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep. Hierin is gevraagd om een vertaling van het verweerschrift van de advocaat-generaal, omdat de betrokkene het verweerschrift niet kan lezen. De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt. 3. Beoordeling 3.1. De betrokkene verzoekt om een schriftelijke vertaling van het verweerschrift van de advocaat-generaal in de Duitse taal, omdat zij de Nederlandse taal niet voldoende machtig is om te kunnen begrijpen hetgeen in het verweerschrift is gesteld. 3.2. Noch in de WAHV noch in enig ander op de onderhavige procedure toepasselijk wettelijk voorschrift is een regeling opgenomen voor vertaling van processtukken. Evenmin voorziet de wet in een procedure als de onderhavige in bijstand aan een betrokkene van een tolk, die zou kunnen zorgdragen voor een vertaling van enig stuk. 3.3. Ingevolge art. 6, derde lid, aanhef en onder e, EVRM heeft de verdachte recht op kosteloze bijstand van een tolk indien hij de taal die ter zitting wordt gebezigd niet verstaat of niet spreekt. 3.4. Te dien aanzien overwoog het Europees Hof voor de rechten van de mens (EHRM) in zijn arrest van 19 december 1989 (Kamasinski vs. Austria, Série A vol. 168, NJ 1994, 26): 74. The right, stated in para. 3 (e) of Art. 6, to the free assistance of an interpreter applies not only to oral statements made at the trial hearing but also to documentary material and the pre-trial proceedings. Para. 3 (e) signifies that a person "charged with a criminal offence" who cannot understand or speak the language used in court has the right to the free assistance of an interpreter for the translation or interpretation of all those documents or statements in the proceedings instituted against him which it is necessary for him to understand or to have rendered into the court's language in order to have the benefit of a fair trial (see the Luedicke, Belkacem and Koç judgment of 28 November 1978, Series A no. 29, p. 20, § 48; NJ 1980, 40). However, para. 3 (e) does not go so far as to require a written translation of all items of written evidence or official documents in the procedure. The interpretation assistance provided should be such as to enable the defendant to have knowledge of the case against him and to defend himself, notably by being able to put before the court his version of the events. In view of the need for the right guaranteed by para. 3 (e) to be practical and effective, the obligation of the competent authorities is not limited to the appointment of an interpreter but, if they are put on notice in the particular circumstances, may also extend to a degree of subsequent control over the adequacy of the interpretation provided (see, mutatis mutandis, the Artico judgment previously cited, Series A no. 37, p. 16 and 18, § 33 and 36 - quoted above at paragraph 65; NJ 1980, 586). 3.5. Volgens de Memorie van toelichting bij de wet van 28 oktober 1999, Stb. 469 (Kamerstukken II, 25927, nr. 3, blz. 9) is in procedures als de onderhavige gezien de betrekkelijk eenvoudige aard van de zaken tot uitgangspunt genomen dat met een schriftelijke behandeling kan worden volstaan. Weliswaar kan een betrokkene schriftelijk verzoeken om een behandeling ter terechtzitting (art. 20a WAHV), maar een dergelijk verzoek ligt voor een betrokkene die niet in Nederland woonachtig of gevestigd is niet in de rede, gelet op de afstand tot de plaats waar het hof gevestigd is en op het beperkte belang, dat gerekend naar de ten hoogste op te leggen sanctie van ¦ 750,-- per gedraging (art. 2 lid 3 WAHV), in een procedure als de onderhavige aan de orde is. Van behandeling van een beroepschrift van een in het buitenland woonachtige of gevestigde betrokkene ter zitting met bijstand van een tolk, die hem kan inlichten over de inhoud van de processtukken, zal dus slechts bij hoge, zich hier niet voordoende uitzondering sprake zijn. 3.6. Het ingevolge art. 13a lid 1 WAHV in de onderhavige zaak van overeenkomstige toepassing zijnde Besluit proceskosten bestuursrecht (Besluit van 22 december 1993, Stb. 763) noch enige andere wettelijke regeling voorziet in vergoeding van kosten van bijstand van een tolk, ook niet wanneer deze bijstand bestaat in de vertaling van schriftelijke stukken die deel uitmaken van een procedure als de onderhavige Daarom kan niet van de betrokkene worden verlangd dat hij tegen vergoeding van kosten zelf voorziet in de door hem gewenste vertaling. 3.7. Het vorenoverwogene leidt er toe dat aan een betrokkene, die de Nederlandse taal niet voldoende machtig is en die derhalve de inhoud van enig processtuk niet begrijpt, desgevraagd een schriftelijke vertaling van een of meer door de betrokkene aan te wijzen processtukken dient te worden verschaft in een taal die de betrokkene begrijpt. Deze vertaling dient te worden vervaardigd door een beëdigd vertaler en dient in het geding te worden gebracht door het bestuursorgaan dat de sanctie heeft opgelegd of gehandhaafd. Ingevolge het bepaalde in art. 18 lid 2 WAHV is dat in de onderhavige procedure de advocaat-generaal. 3.8. In plaats van een vertaling kan worden volstaan met een door een beëdigd vertaler te vervaardigen schriftelijke weergave van de korte inhoud van een stuk als vorenbedoeld, indien en voor zover de betrokkene daardoor niet wordt geschaad in zijn belang zich behoorlijk te kunnen verdedigen. Van deze mogelijkheid kan in het onderhavige geval gebruik worden gemaakt, nu de advocaat-generaal in het verweerschrift concludeert tot vernietiging van de bestreden beslissing en terugwijzing naar de kantonrechter teneinde de betrokkene opnieuw in de gelegenheid te stellen zekerheid te stellen. 3.9. Uit het vorenoverwogene volgt, dat aan de advocaat-generaal opdracht moet worden gegeven een door een beëdigd vertaler te vervaardigen schriftelijke weergave van de korte inhoud van het verweerschrift in het geding te brengen. 4. De beslissing Het gerechtshof: draagt de advocaat-generaal op een door een beëdigd vertaler te vervaardigen schriftelijke weergave van de korte inhoud van het verweerschrift in het geding te brengen, en wel binnen twee maanden; bepaalt, dat de betrokkene in de gelegenheid wordt gesteld binnen twee weken na de verzending van bedoelde schriftelijke weergave een nadere toelichting te geven op het beroep; verstaat - voor het geval de betrokkene een nadere toelichting geeft op het beroep - dat de advocaat-generaal in de gelegenheid wordt gesteld overeenkomstig het bepaalde in art. 19 lid 3 WAHV op die nadere toelichting te reageren. Dit arrest is gewezen door mrs Vellinga, Kalsbeek en Huisman, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr Wijma als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.